Eens had iemand een droom. Hij droomde dat hij langs het strand wandelde, samen met de Heer. Tegen de blauwe hemel tekenden zich perioden van zijn leven af. Voor iedere periode zag hij twee paar voetstappen in het zand; het ene paar van hemzelf en het andere paar van de Heer.
Toen de laatste periode afgebeeld was, keek hij terug naar de voetstappen in het zand. Plotseling zag hij dat er op veel plaatsen van zijn levensweg slechts één paar voetstappen was. Hij merkte ook op, dat dit juist gebeurde tijdens de moeilijkste en droevigste tijden van zijn leven.
Het deed hem echt verdriet en daarom vroeg hij de Heer ernaar: “Heer, U hebt gezegd dat – als ik eenmaal besloot U te volgen – U dan de hele weg met mij zou gaan. Maar nu zie ik dat er juist in de moeilijkste tijden van mijn leven slechts één paar voetstappen is. Ik snap niet dat U mij juist op die momenten hebt verlaten.”
Toen antwoordde de Heer: “Mijn dierbaar kind, Ik houd van je en zal je nooit verlaten. In jouw momenten van strijden en lijden, daar waar je maar één paar voetstappen ziet . . . dat waren de tijden dat Ik je droeg.”