Naast een blad van stervend geel

Naast een blad van stervend geel
dreef als een klein volmaakt juweel
een lieveheersbeestje rood en roerloos
van ’t worstelen zo moe en hulpeloos
in de emmer, volgeregend.

Ik nam het op uit het kille water
en droeg het naar de zon
en ik zag hoe even later
haar leventje opnieuw begon
in een aarzelend bewegen.

Ik vroeg: “hoe is dit voor jou bijzonder
ben ik voor jou God of een toevallig wonder
en weet je misschien of ergens iemand
ook mij bewaart in een koesterende hand”?
Het bloosde, maar zweeg verlegen.